De scheiding tussen kerk en staat is meer dan een kledingvoorschrift

Het is een discussie die al jarenlang voortwoedt en die recent ook in de Groningse gemeenteraad vol in de belangstelling is komen te staan: mogen opsporingsambtenaren zoals politieagenten en boa’s zichtbaar religieuze uitingen in hun uniform dragen? Denk hierbij aan kledingstukken zoals het keppeltje, een tulband, of het zwaartepunt van de discussie: een hoofddoek. In 2023 kondigde de minister van Justitie en Veiligheid, Dilan Yeşilgöz, aan dat het verbod wat betreft politie-uniformen gehandhaafd zou blijven. De Groningse gemeenteraad stemt komende woensdag over het plan om boa’s in Groningen toe te staan religieuze uitingen te doen op hun uniform. Nu Nederland waarschijnlijk met een rechts kabinet wordt opgescheept is de kans dat hier op landelijk niveau verandering in komt klein, daarom is het juist tijd om op lokaal niveau stappen te zetten.

Het is goed dat de Groningse gemeenteraad hier een discussie over voert. Het verbod op religieuze uitingen in politie- of boa-uniformen heeft namelijk aanzienlijke gevolgen. Verschillende rapporten tonen aan dat diverse bevolkingsgroepen, waaronder moslima’s, ernstig ondervertegenwoordigd zijn binnen het politiekorps, wat zorgwekkend is. Naast het feit dat een meer diverse samenstelling van teams vaak leidt tot nieuwe inzichten op de werkvloer, spelen opsporingsambtenaren een cruciale rol in de Nederlandse samenleving. Het zijn de politie en de boa’s die de vrede bewaken in onze stad die Groningers zich veilig dienen te laten voelen. Niet voor niets was ‘de politie is je beste vriend’ jarenlang de slogan om te benadrukken dat agenten naast de burger staan en er voor iedereen in de samenleving zijn. Maar hoe kunnen politieagenten en boa’s er voor iedereen zijn als hele bevolkingsgroepen worden uitgesloten van het korps? Om het werk goed uit te voeren, is het wenselijk dat opsporingsambtenaren een afspiegeling vormt van de samenleving. Het toestaan van een hoofddoek is daarbij een belangrijk middel.

Tegenstanders beroepen zich op de scheiding tussen kerk en staat. Zij beargumenteren dat in een moderne rechtsstaat het opsporingsapparaat neutraal moet zijn en dus geen religieuze uitingen mag tonen. Deze redenering loopt echter spaak. De scheiding van kerk en staat houdt namelijk in dat religieuze organisaties geen invloed kunnen hebben op het functioneren van de staat. Een religieuze organisatie is iets wezenlijk anders dan een individuele gelovige. Het zou namelijk absurd zijn om alle gelovigen te weren van het ambtelijk apparaat. Waar het om gaat, is dat de ambtenaar, in dit geval de agent of boa, neutraal handelt. Zolang dat gebeurt, is het prima mogelijk dat een religieuze uiting zichtbaar is in het uniform.

Natuurlijk zullen er soms mensen zijn die huiveren of anders reageren op zichtbaar religieuze agenten of boa’s, maar deze irrationele vooroordelen vormen geen gegronde redenen om opsporingsambtenaren een fundamenteel recht te ontzeggen. In onze liberale rechtsstaat beoordelen wij mensen namelijk als individu, in plaats van op basis van groepskenmerken zoals godsdienst, levensovertuiging, ras, geslacht of geaardheid. Bovendien kan juist de handhaver of agent ‘als beste vriend’ laten zien dat iemand met een kruisje, keppeltje of een hoofddoek niets is om voor te vrezen.

Nu de PVV de grootste partij in Nederland is, zal het wellicht onaantrekkelijk zijn voor andere partijen om zich aan dit vraagstuk te wagen. Maar juist nu is het van cruciaal belang dat politici zich uitspreken voor inclusiviteit en gelijke behandeling binnen onze samenleving. Onze democratie is immers gebaseerd op het respecteren van diversiteit en het beschermen van individuele rechten, ongeacht de politieke verhoudingen. Het is daarom essentieel dat we blijven streven naar een handhavingsapparaat dat representatief is voor de diverse bevolking die het dient. Het negeren van dit vraagstuk zou afbreuk doen aan de kernwaarden van onze democratie en aan de geloofwaardigheid van ons politieke systeem.

Auteur: Guy Kortes